Met de Cadillac CTS wilde GM een plekje op Europees premium podium
Vóór de CTS had Cadillac de Catera op de menukaart staan, een auto die z’n dna deelde met de Opel Omega van die tijd. Na vijf jaar mocht deze ver-Amerikaanste Duitser het stokje doorgeven aan de CTS die volgens de laatste sharp edge-designtaal van Cadillac was ontworpen. De Catera kwam niet naar Europa. De CTS wél!
Eerste test bij AutoWeek: CTS tegen een Mercedes E-klasse
De Amerikanen presenteerden de CTS als een concurrent voor de Mercedes C-klasse en BMW 3-serie (hoewel er later nog een Cadillac BLS op Saab 9-3 basis zou komen), maar vanwege z’n afmetingen parkeerden wij hem in z’n eerste confrontatie eigenwijs tegenover dé benchmark van een segment hoger: de Mercedes E-klasse. General Motors had z’n nieuwe Sigma-platform nog maar net af, of Cadillac mocht er de CTS al op parkeren. Wij grepen de 3,2-liter V6 bij z’n kladden en lieten hem de degens kruisen met een E320 Avantgarde. Met 218 pk en achterwielaandrijving op papier een potente yank, en ook in de praktijk wist de CTS ons te imponeren. In tegenstelling tot wat we gewend waren van Amerikaanse sloepen viel z’n weggedrag ons allesbehalve tegen. Pas bij snelheden boven de 150 km/h constateerden we een wat zoekerige besturing. “ Het is geen E, maar wij zeggen geen nee!’, besloten we de dubbeltest. De Duitser streefde de CTS vooral op het gebied van ergonomie en afwerking voorbij, maar met de Caddy hield je wel mooi 10.000 euro in je zak. Met dat in het achterhoofd had Cadillac toch een aantrekkelijke aanbieding in de showroom staan.
CTS tegen een Lancia Thesis en ook nog een 300C
In 2004 haalden we de Lancia Thesis van stal om uit te zoeken welke vreemde eend het beste alternatief was voor de gevestigde orde. Want laten we eerlijk zijn, beide modellen waren wat design, afwerking, uitrusting en rij-eigenschappen betreft een verhaal apart. Opnieuw reden we een 3,2-liter V6, maar ditmaal met een automatische transmissie. Wat raffinement en finesse betreft moest de Caddy de Lancia voor laten gaan, als het op value for money aankwam ging de CTS er met de bokaal vandoor. Dolenthousiast waren we over z’n karaktervolle uiterlijk en hoge mate van luxe, het ontbrak je aan werkelijk niets in Cadillacs Europese droom. Een jaar later mocht de CTS zich bewijzen tegen de Chrysler 300C, een landgenoot die wat prijsstelling betreft uit dezelfde vijver wilde vissen. Achter het stuur bleek de CTS de fijnere auto, maar het grotere formaat van de 300C deden ‘m toch de das om.
CTS-V en een Corvette C6
De knallende CTS met –V toevoeging lieten we steeds bij de dealer staan, en dat was een slechte zet. We haalden een Corvette C6 van stal om eens lekker te gaan gummen met deze krachtpatsers. Naast de schreeuwerige legende uit the States zag de Caddy er wat braafjes uit, maar met z’n 400 pk sterke V8 hadden we een echte bom onder onze rechtervoet. Sprintje naar de honderd? 5,6 seconden. Topsnelheid? 262 km/h. Op papier net zo ontvlambaar als z’n rivaal, in de bocht uiteraard net even minder. Voor nog geen 90.000 euro reed je een auto die het wat verfijning betreft weliswaar liet afweten tegenover Duitse autobahnrakketten als de BMW M5 en Mercedes E in AMG-trim, maar voor minder geld misschien wel meer pret kon leveren. Het lompe, rauwe karakter van de CTS-V liet ons in ieder geval kermen van plezier. Al met al heeft Cadillac z’n Europese droom niet kunnen waarmaken met de CTS, maar als karakterbak hebben we hem steeds beter kunnen waarderen.