Mitsubishi Lancer diesel: 'geen straf' – Test – Uit de Oude Doos
In de jaren 80 en eerste helft van de jaren 90 speelde de Mitsubishi Lancer nog een rol van betekenis in de Nederlandse verkoopcijfers. De eind jaren 80 geïntroduceerde derde generatie van ‘onze’ Europese Lancer baarde aardig opzien met zijn scherpe neus, maar was goed voor gemiddeld zo’n 3.000 verkochte exemplaren per jaar. Zijn opvolger kwam een stukje anoniemer voor de dag en verkocht iets minder goed, maar het was wel de laatste Lancer die hier nog boven de 1.000 stuks per jaar uitkwam. Exact dertig jaar geleden konden we voor het eerst rijden met een dieselversie van deze toen nog verse generatie. Het was wel een Wagon, want de sedanversie liet nog wat langer op zich wachten.
Zoals je ziet, hadden we een exemplaar te pakken dat met zijn zilvergrijze lak en de niet-meegespoten bumpers niet echt flitsend voor de dag kwam. Daarbij was het dus ook nog eens een diesel, maar we waren er als de kippen bij om te benadrukken dat daar niet direct de bekende clichés voor uit de kast gehaald hoefden te worden. “Zonder de ‘D’ op de achterklep is het de laatste jaren lastig om een diesel te herkennen. Het karakteristieke geratel is meestal nog maar zwakjes hoorbaar en ook de beruchte zwarte rookpluimen behoren goeddeels tot het verleden.” Mitsubishi had als bouwer van verfijnde, moderne dieselmotoren al een naam begin jaren 90 en daarom waren onze verwachtingen van deze Lancer hoog gespannen.
In alle rust…
We hadden hier te maken met een destijds weliswaar moderne diesel, maar anno 2023 zullen de specificaties ongetwijfeld een meewarige glimlach teweegbrengen. Het was namelijk een 2.0 die 68 pk en 123 Nm in de schaal legde. Daarmee had de Lancer Wagon volgens onze testgegevens 17,4 seconden nodig om van 0 naar 100 km/h te versnellen en bereikte hij een topsnelheid van 152 km/h. Er zat immers geen turbo op en dat was nou net wat later het imago van diesels nog verder zou opvijzelen. Toch was het op de snelweg helemaal niet verkeerd in de Lancer, vonden we. Op tussensprintjes toonde de dieselmotor zich gewillig. “Een soepele trekkracht die, in tegenstelling tot veel van zijn soortgenoten, met het stijgen van het toerental aardig mee oploopt.”
De diesel moest zich vooral bewijzen als zuiniger alternatief en dan het liefst met zo min mogelijk concessies ten opzichte van een benzineversie. Met ‘zo min mogelijk concessies doen’ zat het bij de Lancer wel goed. Zo ondervonden we dat het ondanks de zelfontbrander lekker rustig was aan boord van de Lancer. “Zelfs als de laadruimte op maximale grootte is gebracht en de Lancer dus als één grote klankkast fungeert, heb je over het geluid van de motor beslist geen klagen.” Ook bij een koude start ging het er al snel rustig aan toe: “Na een minuutje stadsverkeer is de dieselklop zo goed als verdwenen en wordt het zelfs moeilijk om het verschil met een benzinemotor te horen.” Het voorgloeien, één van de ‘nadelen’ van diesels, was ook verleden tijd: “De verrassingen die deze tweeliter diesel in petto heeft, beginnen overigens al bij het starten. Niks voorgloeien en wachten tot het controlelampje uitgaat, want dat lampje is er helemaal niet. Gewoon sleutel omdraaien, starten en wegwezen, want de gloeipluggen die de dieselnevel bij het aanslaan even voorverwarmen werken bij deze diesel zó razendsnel dat de motor zelfs in de vrieskou zonder morren tot leven komt.”
De Lancer als ‘rijdende klankkast’
Verkeerde zuinigheid
Wat iets minder overtuigde, was de zuinigheid van deze dieselversie. Dat terwijl je ‘m toch vooral daarom zou verkiezen boven een benzineversie. Een potentieel probleem voor de Lancer, al was de rest nog zo overtuigend. We haalden een gemiddeld verbruik van 1 op 13,3 in de testperiode. Ook vonden we de Lancer in zijn geheel wel erg ‘doelmatig’. Hij was ruim, je zat er goed in en hij deed alles wel zo ongeveer zoals je mocht verwachten, maar hij mistte net even een extraatje. Dat stuurbekrachtiging een optie van fl. 1.000 was, vonden we ook een tegenvaller.